Erik Jonker, Michiel Schoo en Dirk Schravendeel

Inter­operabiliteit in uitvoering:

Programmaraad Stelsel van Basisregistraties

Dit hoofdstuk behandelt de wijze waarop het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijks­relaties (BZK) zijn coördinerende rol invult bij het tot stand brengen van een stelsel van basis­registraties in Nederland. Die uitvoering is aanzienlijk gewijzigd naar aanleiding van een Gateway review op het Natio­naal Uitvoeringsprogramma Dienstverlening en e-Overheid (NUP) die eind 2009 is uitgevoerd.1 Ter versterking van de sturing op het stelsel van basisregistraties is een Programma­raad Stelsel van Basis­registraties (PSB) ingesteld. Het bestuurlijk proces dat de PSB uitvoert wordt hier geschetst door in te gaan op de toekomstvisie waar de programmaraad vanuit gaat, op de maatschappelijke en politiek-bestuurlijke context, de functie van het stelsel van basisregistraties, de werkwijze van de PSB en op de bijdrage die het stelsel levert aan een betere publieke dienstverlening.

Toekomstvisie

In de visie van het kabinet en de medeoverheden gaat de dienstverlening aan burgers en bedrijven in de toekomst flink veranderen.2 Als ambitie is geformuleerd dat de verschillende overheden zodanig samenwerken bij hun dienstverlening dat zij door burger en bedrijf als één overheid worden waargenomen. Uitgangspunten zijn daarbij dat de overheid efficiënt werkt, zorgt voor snelle en zekere dienstverlening, de vraag van de gebruiker centraal stelt, bekende gegevens niet opnieuw vraagt en transparant is. Dit leidt tot een compacte overhead en daardoor een overhead die efficiënt werkt, zo dicht mogelijk bij burgers en bedrijven staat en die een bijdrage levert aan het goed uit kunnen voeren van de decentralisaties.

Het Rijk en de medeoverheden zijn ervan overtuigd dat digitaal zaken doen met de overheid een belangrijk middel is om deze ambitie mogelijk te maken. Het streven is dat de dienstverlening en informatieuitwisseling van de overheid met burgers en bedrijven, waar mogelijk, via de digitale weg loopt; andere kanalen zoals balie, telefoon en post zijn dan ondersteunend. Daar waar het elektronische kanaal niet voldoende is, of onwenselijk, en persoonlijk contact met de overheid noodzakelijk of bevorderlijk is voor de kwaliteit van de dienstverlening, maken overheids­organisaties echter persoonlijk contact mogelijk met burgers, bedrijven en instellingen.

Een stelsel van basisregistraties is noodzakelijk om deze doelstellingen te realiseren. Al in 2003 berichtte het toenmalige kabinet Balkenende aan de Tweede Kamer dat het stelsel een onmisbare voorwaarde is voor een moderne en slagvaardige overheid die klantgericht is en niet naar de bekende weg vraagt.3 De meest recente brief over de stand van zaken van de invoering4 geeft aan dat een goed georganiseerde en kwalitatief hoogstaande informatievoorziening nodig is om de bestuurlijke doelstellingen te verwezenlijken. Het stelsel van basisregistraties, bestaande uit dertien registraties met onderlinge relaties en een aantal gemeenschappelijke voorzieningen, vervult daarbij een sleutelrol. Een sleutelrol omdat met de authentieke gegevens uit deze registraties invulling wordt gegeven aan het uitgangspunt van eenmalige gegevensuitvraag en meervoudig gebruik. In 2015 dient dit stelsel te functioneren en in gebruik te zijn. Het kabinet Rutte heeft deze ambitie overgenomen en verder aangescherpt.5

Hoe zal er in 2020 tegen het stelsel worden aangekeken? We twijfelen er niet aan dat het stelsel ook dan geldt als onmisbare schakel in de informatiehuishouding van de overheid. Wisselende kabinetten hebben dat na de introductie van het concept van het stelsel onderschreven.

Tot 2015 is de ambitie duidelijk: in een uitvoeringsagenda is benoemd welke basisregistraties, verbindingen en gemeenschappelijke voorzieningen dan moeten functioneren en in gebruik moeten zijn.6 De komende jaren worden die ontwikkeld en in beheer genomen. Het lijkt ons onvermijdelijk dat de komende jaren op onderdelen behoeften tot doorontwikkeling geformuleerd zullen worden.

Programmaraad Stelsel van Basisregistraties stuurt

Om sturing te geven aan de totstandkoming van het stelsel van basisregistraties is in oktober 2010 de Programmaraad Stelsel van Basisregistraties (PSB) ingesteld. Die heeft van de Bestuurlijke Regiegroep Dienstverlening en e-Overheid (BRG) de opdracht gekregen om op te treden als enige opdrachtgever voor het realiseren van het stelsel van basisregistraties.7 Dit betekent dat de PSB bijdraagt aan interoperabiliteit zoals die door de Europese Commissie wordt gedefinieerd:8

In de context van publieke dienstverlening is interoperabiliteit het vermogen van diverse organisa­ties om te interacteren ten behoeve van wederzijds voordelige en gezamenlijke doelen.

Onderdeel daarvan is het delen van informatie en kennis tussen organisaties, door de werk­processen die ze uitvoeren, door middel van gegevensuitwisseling tussen ict-systemen (informatie- en communicatietechnologie). Een “interoperabiliteitskader” geeft binnen zijn toepassingsgebied specificaties van gemeenschappelijke elementen zoals een vocabulaire, concepten, principes, beleidslijnen, richtlijnen, aanbevelingen, standaarden, specificaties en voorbeelden. De PSB heeft een procesverantwoordelijkheid om interoperabiliteit tot stand te brengen die, conform de Europese Commissie, gestalte krijgt in een politieke context met een gedeelde visie, in lijn gebrachte prioriteiten en duidelijke, afgebakende doelen.

Context: de verwachtingen van de burger

Nederland kent een van de hoogste dichtheden van internetgebruik ter wereld. Nederland was jaren een land van méér fietsen dan inwoners. Het aantal mobiele telefoons overschrijdt sinds kort het aantal fietsen met bijna een kwart. Steeds meer mensen doen zaken via het Internet. Hoe lang is het geleden dat u een bank van binnen hebt gezien om een overschrijving te regelen, of een spaarrekening te openen?

Mensen kunnen kiezen: ga ik naar de winkel of koop ik dit boek, deze CD via Bol.com of Amazon.com? En – of we er gebruik van maken of niet – we hèbben de keuze om ’s nachts om 2 uur een bestelling te doen of een film te downloaden. Toch gaan we voor veel transacties met de overheid nog naar een loket. Heb ik pech, dan moet ik vrij nemen, want op het gemeentehuis kan ik vaak alleen terecht tijdens kantooruren.

De overheid verandert mee

Wil de overheid haar ambitie als publieke dienstverlener in de toekomst waarmaken, dan moet zij de burger centraal stellen en dus de publieke dienstverlening aanpassen aan de internetgeneratie van 2015. In de heel nabije toekomst zullen processen daarop gaan aansluiten: straks kun je digitaal aangifte doen, elektronisch in ondertrouw gaan en online vergunningen aanvragen. Tijd- en plaatsonafhankelijk, 7x24 uur.

Computers, het Internet en de mobiele telefoon leiden tot veranderende vraag en aanbod van dienstverlening. Dat geldt voor commerciële even goed als voor publieke dienstverlening. Aanvankelijk kwam dit vooral neer op het digitaliseren van de papieren werkelijkheid. Handmatige werkzaamheden en rekenwerk werden omgezet in elektronische systemen. Sneller en met minder fouten, althans meestal. Inmiddels weten we dat digitaliseren veel dieper ingrijpt. Werkprocessen worden anders ingericht, er komen andere interacties. Samenwerken in virtuele netwerken wordt mogelijk. Zowel fysiek als cultureel verandert er van alles als gevolg van de digitalisering van de samenleving.

Politieke context: de compacte overhead

De overheid verandert dus omdat de omgeving daarom vraagt. De overheid verandert echter ook omdat ze wel moet. Minister Donner geeft in zijn brief van 14 februari 2011 aan de Tweede Kamer over de Compacte Rijksdienst een ragfijne analyse van de verandering.9 Die komt op het volgende neer: de overheid moet niet alleen kleiner, omdat we het geld niet meer hebben voor een grote overheid. De overheid moet óók kleiner, omdat we over enkele jaren wanneer de babyboomgeneratie met pensioen is, de mensen niet meer hebben om het werk op de traditionele wijze te doen. Daarnaast vinden we het van belang dat de overheid ruimte schept voor maatschappelijke dynamiek en ondersteuning biedt aan verantwoordelijkheid en zelfoplossend vermogen.

Met het regeerakkoord hebben we de opdracht toe te werken naar die compacte en efficiënte overheid. Een overheid die kwalitatief goede dienstverlening tijdig levert en de administratieve lasten voor burgers en bedrijven zoveel mogelijk beperkt. Dit alles moet gebeuren met minder geld. Zóveel minder geld dat een kaasschaaf langs de oude begrotingsposten niet meer voldoet. Een compacte overheid vraagt om herbezinning op de rol en taak van de overheid. Maar ook op de wijze waarop die overheid haar uitvoering organiseert. De besparing van 6 miljard zal niet kunnen zonder ook iets te wijzigen aan organisaties, werkprocessen en dienstverleningsconcepten. Dat is overigens niet negatief. Het is eerder een gezonde druk die ons stimuleert om een overheid te creëren die kleiner, flexibeler en dienstverlenend is.

Het stelsel van basisregistraties

Goede informatie is voor dienstverlening essentieel. De eisen die de burger aan de publieke dienstverlening stelt worden langzamerhand steeds hoger. Digitale hulpmiddelen maken het mogelijk dat dienstverlener en dienstvrager nauwer contact onderhouden. Dat betekent ook dat de overheid alsmaar intensiever in ons dagelijks leven kan doordringen. Daardoor worden de eisen aan de kwaliteit en de toegankelijkheid van de overheidsinformatie hoger, evenals de eisen aan de bescherming van de privacy van individuen.

Met het oog op die kwaliteit van overheidsinformatie is een aantal jaren terug het concept bedacht van het stelsel van basisregistraties. Achterliggende gedachte hierbij is, dat er in het informatieverkeer tussen overheden en burgers en bedrijven een – op zich – beperkt aantal gegevens wordt uit­gewisseld. Maar juist die gegevens zijn zodanig belangrijk dat daaraan speciale kwaliteitseisen zijn verbonden. Die kwaliteitseisen staan in de wet, die ook regelt dat het gebruik van de basisgegevens verplicht is. De kwaliteit wordt gecontroleerd. Gegevens worden eenmalig ingewonnen, en daarna in meerdere toepassingen gebruikt. Overheden geven gegevens aan elkaar door, zodat burgers en bedrijven niet steeds dezelfde gegevens hoeven te verstrekken.

We kennen momenteel 13 basisregistraties, waarvan de bevolkingsadministratie (GBA), de adressen- en gebouwenadministratie (BAG), het Handelsregister en de basisregistraties Kadaster en Topografie enkele van de belangrijkste zijn.

Individuele basisregistraties hebben op zichzelf al veel waarde, maar grotere winst ontstaat wanneer alle partijen het stelsel in z’n onderlinge samenhang gaan gebruiken. Basisregistraties zijn of worden de komende jaren daarom onderling verbonden. De ene registratie gebruikt gegevens van de andere en gene­reert op zijn beurt weer informatie waar een derde partij mee aan de slag kan. En dat beperkt zich niet tot overheden. Bij elkaar levert dat een enorme procesverbetering op. Zoals het gezegde luidt: het geheel is meer dan de som der (afzonderlijke) delen.

Hun samenhang is tegelijk een kwetsbaarheid. Dit betekent immers dat iedereen in het stelsel er last van heeft als er ergens een onderdeel hapert, niet volledig wordt gebruikt, of als de verbindingen tussen de registraties onderling niet goed tot stand komen.

Steeds vaker beluister je, dat wij in Nederland met het stelsel van basisregistraties iets moois in handen hebben. Maar ook, dat het volledig werkend krijgen van het stelsel een stuk complexer blijkt dan we een aantal jaren terug – staande aan de tekentafel van het stelsel – met elkaar hadden gedacht. Dat is niet iets om somber van te worden, maar realiteit van alle dag. Het stelsel is complex, maar we hebben goud in handen.

Laten we daarbij echter ook eerlijk zijn, basisregistraties zijn in zichzelf geen aansprekend onderwerp. Het stelsel zit onder de motorkap en springt daarmee niet in het oog. Het is soms taaie materie. Het bevat onderwerpen en activiteiten die een lange doorlooptijd kennen en die vraagstukken oproepen, die we nog niet eerder aan de orde hebben gehad. Ten aanzien van de ict-aspecten trekken de vraagstukken zich niets aan van bestuurlijke grenzen van het Huis van Thorbecke en bovenal kosten ze geld. Er moet eerst worden geïnvesteerd voor de baten op langere termijn. Dit alles maakt dat basis­registraties dan wel niet politiek interessant zijn, maar dat er wel veel bestuurlijke aandacht nodig is om het stelsel een succes te laten worden. In 2010 is besloten de regie en sturing te versterken en heeft de minister van BZK de Programmaraad Stelsel van Basisregistraties in het leven geroepen.

Hoe werkt de Programmaraad Stelsel van Basisregistraties?

In de Programmaraad zijn vele partijen vertegenwoordigd. Naast het Rijk (met vrijwel alle ministeries die iets met basisregistraties te maken hebben) zijn dat het IPO, de VNG, de Unie van Water­schappen, Logius en de Manifestgroep (o.a. het Kadaster, de Kamers van Koophandel en de Belastingdienst). Allemaal partijen, die ofwel beleidsmatig, of als bronhouder, of als gebruiker, een bijdrage leveren aan het stelsel en er ook afhankelijk van zijn. Kortom: iedereen die iets te zeggen heeft, is verenigd in de Programmaraad.

De raad kan (project)opdrachten geven en knopen doorhakken. Juist door de regie en die doorzettingskracht niet bij één partij te beleggen maar bij een raad, verwacht het kabinet betere resultaten te kunnen bereiken. De Bestuurlijke Regiegroep Dienstverlening en e-Overheid (BRG) onder leiding van minister Donner en het dagelijks bestuur wat daaruit voortkomt, heeft aan de programmaraad stelsel een duidelijke opdracht meegegeven. PSB heeft, hier kort samengevat, tot taak ervoor te zorgen dat het stelsel in 2015 werkt en in gebruik is.

Het is met het stelsel zoals met de ruimtelijke ordening: Nederland is geordend, maar toch moet er continu aan gewerkt worden. Ooit verklaarde een aantal planologen: Nederland is bijna af; nog een paar jaar doorzetten en we kunnen stoppen met de ruimtelijke ordening. De praktijk leerde anders. Zo is het ook met het stelsel. De eerste versie is er en wordt ook al gebruikt. Sommige regi­straties zoals GBA, Kadaster en Kentekenregister functioneren al jaren als basisregistraties. De voorzieningen die de onderlinge uitwisseling van gegevens mogelijk moeten maken zijn er, of zijn in aantocht. Digikoppeling is operationeel en in gebruik, onder meer bijvoorbeeld in het pensioen­register, Digimelding bijna, en Digilevering is in ontwikkeling. Maar het stelsel is inderdaad nog niet af. Er zijn nog tientallen verbindingen die kunnen worden verbeterd. Het gebruik dient nog verder te worden gestimuleerd en vervolgens kunnen dienstverleners beginnen met het afschaffen van allerlei onnodige schaduwsystemen.

Alle overheidspartijen (Rijk, provincies, gemeenten en uitvoeringsorganisaties) hebben afgesproken hier de komende jaren meer vaart achter te zetten. Niet dat er nu opeens veel meer geld voor implementatie beschikbaar is, maar vooral door strakkere sturing, door goed samen te werken en slimmer gebruik te maken van elkaars oplossingen. Met de bezuinigingen als gezonde druk om iets te veranderen.

Eerste resultaten

Zoals gezegd, het stelsel is er al, en groeit geleidelijk. Ook ontstaan geleidelijk baten. De GBA is al sinds 1994 operationeel en heeft al veel financiële en andere voordelen opgeleverd. U zult het zich niet dagelijks realiseren, maar de Werkpleinen in de sociale zekerheid, het vooringevulde belastingformulier en het klantcontactcentrum zoals dat nu wordt ingevoerd zijn alleen mogelijk omdat er een GBA is. Een ander voorbeeld: dit jaar hebben de laatste gemeenten hun Basis­administratie Adressen en Gebouwen ingevoerd in de landelijke voorziening. De eerste revenuen worden zichtbaar. Het ministerie van Infrastructuur en Milieu publiceert iedere maand een nieuwe “winst­pakker;” er zijn zo inmiddels 14 voorbeelden. Een aansprekend voorbeeld betreft de gemeente Amsterdam die, door één keer de koppeling BAG en WOZ in te richten, hierna ieder jaar 9 miljoen euro bespaart.

De programmaraad is iets meer dan een half jaar bezig; de activiteiten komen op stoom. Dat omvat het afronden van de 13 basisregistraties waar we mee gestart zijn. Het werkend krijgen van verbindingen en koppelingen tussen de verschillende basisregistraties. Tenslotte moet een aantal essentiële stelselvoorzieningen worden afgerond, te weten Digimelding en Digilevering. Let op, we gaan dus geen nieuwe dingen doen. Er komen vooralsnog geen nieuwe basisregistraties of voorzieningen bij. We gaan er allereerst voor zorgen, dat de ontwikkelingen die in gang waren gezet, worden afgerond.

Dit alles is vastgelegd in het jaarplan 2011.10 Vanuit dit mandaat zijn nu projecten gestart om invulling te geven aan genoemde doelstellingen. Hierbij zijn activiteiten geclusterd rond verschillende stuurgroepen. Een belangrijk verschil met het verleden is dat we hierbij vraaggericht werken. Zowel de sturing als de invulling van de stuurgroepen en projecten straalt uit dat we willen horen waar behoefte aan is en wat er leeft. Hierbij worden sociale media niet geschuwd zoals uit onze actieve LinkedIn-discussiegroep blijkt. Het stelselhandboek, dat als een wiki is opgezet, zal actief worden ingezet om belanghebbenden bij het werkend krijgen van het stelsel te betrekken.

Vraaggericht werken is hierbij overigens niet hetzelfde als vraaggestuurd. Niet iedere wens vanuit de omgeving is reëel of draagt bij aan de doelstellingen. Daar moeten we eerlijk over zijn. Verder zullen deel- of organisatiebelangen wel erkend moeten worden maar deze zijn niet altijd leidend.

Publieke dienstverlening is veel meer dan een stelsel van basisregistraties

Om de rol van publieke dienstverleners in de overheidsinformatievoorziening te duiden kan het team van het Programmabureau Stelsel van Basisregistraties zich het beste maar zo bescheiden mogelijk opstellen. De echte publieke dienstverlening geschiedt vrijwel nooit rechtstreeks vanuit de basisregistraties, maar in grote mate vanuit dienstverlening en applicaties die gebaseerd zijn op die registraties. Het stelsel maakt onderdeel uit van de ketens van dienstverlening, maar meestal niet van het zichtbare gedeelte. Het stelsel zit immers onder de motorkap.

In veel opzichten doet de metafoor van dienstverlening in ketens geen volledig recht meer aan de complexiteit. Bij een keten als ketting denkt men al snel aan opeenvolgende reeks van stappen die worden doorlopen met een altijd duidelijke begrenzing en tussenproducten. De toekomst is echter dat diensten meer in netwerken geleverd zullen worden. Dat zijn, zo u wilt, combinaties van ketens die elkaar overlappen en hopelijk versterken. Overheid, burgers, ondernemers, maatschappelijke organisaties vervullen allemaal hun rollen en hebben hun eigen toegevoegde waarde. Hierbij moeten we ook op zoek naar creatieve, innovatieve samenwerkingsvormen met alle partijen, die naast de overheid een belangrijke rol in dat netwerk hebben, alles natuurlijk binnen wettelijke randvoorwaarden.

Genoemd netwerk is licht chaotisch, veranderlijk, omvat zoals gezegd veel partijen en is als geheel nauwelijks te sturen. Hoe zorgen we dan als overheid voor betrouwbaarheid, stabiliteit en inte­griteit op die gebieden waar burger en bedrijfsleven dat van ons verwachten? Dat is waar het stelsel van basisregistraties een cruciale rol kan spelen: als bodemplaat voor de informatiehuis­houding van de Nederlandse overheid en daarmee verbonden partijen. Die bodemplaat omvat naast functionerende basis­registraties, onderlinge verbindingen en gemeenschappelijke voorzieningen, de set van standaarden waar we het over eens zijn.

Ruimte voor ontwikkeling en innovatie is belangrijk. Ook moet er aandacht zijn voor release-kalenders en implementatieplanningen van betrokken organisaties. We zijn een overheid van verschillende snelheden. Hierbij zullen we hard moeten zijn op het nakomen van afspraken maar qua tijdsverloop soms ruimte moeten bieden.

Als genoemde bodemplaat voor alle professionals duidelijk en inzichtelijk is, vormt dit vanzelf een belangrijk sturingsinstrument, zonder dat we daarvoor nieuwe structuren hoeven in te richten of nieuwe wetgeving en regels nodig zijn. Vanuit de inhoud, gedeeld beeld en gedeelde belangen werken we aan een compacte en efficiënte overheid.

Slot

De samenleving verandert en stelt andere eisen aan de overheid. De overheid verandert in lijn met de samenleving. Slim omgaan met informatie en de toepassing van het Internet in het overheids­handelen zijn daarvoor onmisbaar. Onder de motorkap hebben we daarvoor een complexe, maar onbetwist krachtige aanjager: het stelsel van basisregistraties. In essentie goed uitgedacht, deels werkend, maar nog lang niet af. Dat vraagt de komende jaren nog om bestuurskracht, een beetje geld en innovatief doorzettingsvermogen. De Programmaraad Stelsel van Basisregistraties heeft de opdracht en de ambitie het stelsel in 2015 werkend en in gebruik te hebben. Door samen te werken over de eigen – bestuurlijke – grenzen heen kan deze ambitie worden waargemaakt en liggen de beloofde baten van het stelsel binnen bereik. Meer doen met minder is dan geen loze kreet, maar business as usual.

Erik Jonker is coördinerend beleidsmedewerker bij het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Hij is werkzaam binnen het programmabureau i-NUP. Samen met een aantal collega’s ondersteunt Jonker de Programmaraad Stelsel van Basisregistraties bij het bereiken van zijn doelstellingen.

Michiel Schoo is beleidsmedewerker bij het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en lid van de Europese Commissie expert group over interoperabiliteit. Enerzijds betrokken bij de ondersteuning aan de Programmaraad Stelsel van Basisregistraties, anderzijds vanuit BZK aangewezen als beleidsadviseur op het gebied van architectuur en standaardisatie.

Dirk Schravendeel is senior adviseur bij Het Expertisecentrum (HEC) te Den Haag. Vanuit de VNG werkte hij mee aan de invoering van de GBA (1990-1994). Als eveneens relevant voor dit hoofdstuk, bij het programma Stroomlijning Basisgegevens (2000-2002) was Schravendeel betrokken bij de ontwikkeling van het concept van het stelsel van basisregistraties. Momenteel is hij op tijdelijke basis secretaris van de Programmaraad Stelsel van Basisregistraties.

1 Brief van staatssecretaris BZK aan Tweede Kamer (TK) betreffende de reactie op de Gateway NUP, 30 maart 2010, TK 29362 nr 163.

2 Bestuurlijke Regiegroep Dienstverlening en e-Overheid: gemeenschappelijke visie op dienstverlening, ministerie BZK, 2010.

3 Brief van minister BZK aan Tweede Kamer betreffende afronding programma Stroomlijning basisgegevens, 3 maart 2003, TK 26387 nr 18.

4 Brief van staatssecretaris BZK aan Tweede Kamer betreffende Stand van zaken stelsel basisregistraties, 28 mei 2010.

5 i-NUP, bijlage bij brief van minister BZK aan Tweede Kamer, 30 mei 2011, TK 26643 no 182.

6 Bijlage 2 bij brief van ministerie BZK aan Tweede Kamer betreffende Stand van zaken stelsel basisregistraties, 28 mei 2010: uitvoeringsagenda stelsel van basisregistraties.

7 Bestuurlijke Regiegroep Dienstverlening en e-Overheid, Instellingsbesluit sturing e-overheid, artikel 10, lid 2, ministerie BZK, 10 september 2010, verlengd op 4 april 2011.

8 European Interoperability Framework for european public services, (EIF), versie 2.0, Europese Commissie, 16 december 2010.

9 Brief van minister BZK aan Tweede Kamer betreffende uitvoeringsprogramma compacte Rijksdienst, 14 februari 2011, TK 31490 nr 54.

10 Opgesteld door PSB, goedgekeurd door BRG.